Pandemie als aanleiding
In januari 2021 verscheen het rapport van de Vereniging Buitenlandse Gediplomeerde Artsen (VBGA) over de problemen die buitenlandse artsen (opgeleid buiten de EER) ondervinden nadat zij de zogenaamde assessment procedure doorlopen hebben en hun artsdiploma’s gelijkgesteld zijn met Nederlandse basisartsdiploma’s. Aanleiding voor het onderzoek was de corona-pandemie. Tijdens de eerste lockdown inventariseerde de VBGA wie uit hun achterban interesse had om hun diensten aan te bieden aan ziekenhuizen en verpleeghuizen waar de zorg ernstig in de verdrukking raakte. Een agentschap van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, i.c. “Extra handen voor de Zorg” ontving een lijst van bijna 200 buitenlandse artsen van de VBGA. De teleurstelling was groot toen bleek dat er uiteindelijk welgeteld 1 buitenlandse arts werd opgeroepen.
De assessment procedure
Nochtans stonden in die lijst zowel zogenaamde ‘BIG-geregistreerden’ als ‘niet-BIG-geregistreerden’. Artsen die opgeleid zijn buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en geen EER-onderdaan zijn, moeten alvorens zij kunnen werken als artsen geregistreerd worden in het zogenaamde BIG-register. BIG staat voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Om BIG-geregistreerd te worden moet een buitenlandse arts de zogenaamde assessment procedure doorlopen. De arts wordt in de eerste plaats getoetst op voldoende kennis van de Nederlandse taal, Engelse leesvaardigheid en kennis van de Nederlandse volksgezondheid. Als de kandidaat daarvoor slaagt, volgt een beroepsinhoudelijke toets. De arts wordt dan getoetst op medische kennis- en vaardigheden. De uitkomst op de beroepsinhoudelijke toets bepaalt of een arts een aanvullend programma moet volgen bij een faculteit geneeskunde. Na de volledige afronding van de assessment procedure volgt inschrijving in het BIG-register. Pas na inschrijving in het BIG-register mag een buitenlandse arts werken als arts in Nederland.
Peiling via Facebook
De VBGA besloot op grond van die ervaringen onderzoek te doen naar barrières die buitenlandse artsen ervaren na het doorlopen van de complexe en in vele opzichten kostbare erkenningsprocedure. De procedure kost tijd en is kostbaar; voor de taalcursussen, de examens en de reiskosten naar een taalinstituut en een medische faculteit moet een kandidaat rekenen op gemiddelde kosten van € 5.000,-. Tijdens de procedure, die tenminste twee jaar beslaat, verdient een buitenlandse arts niets.
“Een buitenlandse arts moet rekenen op gemiddelde kosten van 5.000 euro.”
De VBGA onderhoudt via een afgeschermde site van Facebook contact met haar achterban. In augustus en september 2020 verspreidde de VBGA een enquête via haar Facebook-site. Via een enquête wilde het bestuur van de VBGA een beter beeld krijgen van de problemen waar buitenlandse artsen in Nederland tegen aan liepen. In totaal vulden 41 buitenlandse artsen de enquête (deels gesloten en deels open vragen) volledig in. De enquête bestond uit (1) persoonlijke gegevens over de respondenten, (2) vragen over de assessment fase en (3) vragen over de post-assessment fase.
Achtergrond populatie en opbouw enquête
De ondervraagde artsen kwamen uit 26 verschillende landen. Bijna 45% kwam vanwege partnerschap met een Nederlandse man of vrouw naar Nederland en bijna 24% had een achtergrond als vluchteling. De vragen hadden betrekking op problemen tijdens de co-schappen en problemen tijdens het werken onder supervisie. Als een kandidaat de Beroepsinhoudelijke Toets heel goed maakt, dan kan de CBGV besluiten dat de kandidaat ‘slechts’ drie maanden onder supervisie van een Nederlandse arts hoeft te werken. Na afronding van het supervisietraject wordt de buitenlandse arts ingeschreven in het BIG-register. Ook werden problemen bij het vinden van werk als arts in Nederland en problemen op de werkvloer onderzocht. Onderzoek naar problemen van buitenlandse artsen na afronding van de assessment procedure is tot op heden nauwelijks verricht.
Belangrijkste obstakels voor inclusie
Het merendeel van de respondenten meldt problemen met de Nederlandse taal als een belangrijk obstakel. Dat is op zich niet verwonderlijk. De meeste buitenlandse artsen hebben bij aankomst in Nederland nog niet eerder kennis gemaakt met het Nederlands. Buitenlandse artsen die zich in Nederland vestigen (als partner of vluchteling) hebben door de onbekendheid met de Nederlandse taal een lastigere route te doorlopen dan buitenlandse artsen die zich in het Verenigd Koninkrijk willen vestigen. Artsen uit bijv. India, Pakistan en Zuid Afrika hebben dikwijls Engels als tweede taal in het land van herkomst geleerd. Zij kunnen met veel minder inspanningen deelnemen aan een erkenningsprocedure voor buitenlandse artsen. In Nederland moeten deze artsen echter in relatief korte tijd een zeer hoog beheersingsniveau (C1 van het Common European Framework of Languages) zien te bereiken. Als zij nog co-schappen moeten doorlopen, worden zij namelijk geconfronteerd met Nederlandse patiënten. Beheersing van de Nederlandse taal op hoog niveau is dan absolute noodzaak.
Op de werkvloer en sollicitatie
Maar ook de werkcultuur in de Nederlandse gezondheidszorg wijkt volgens de ondervraagde artsen af van de cultuur die men in de meeste landen van herkomst gewend was. Met name assertiviteit wordt in de Nederlandse zorg hoger gewaardeerd dan bescheidenheid. Bij het vinden van werk is het ontbreken van een netwerk een belemmerende factor. Referenties van specialisten spelen een belangrijke rol bij het vinden van de eerste baan als arts. Buitenlandse artsen krijgen die niet zo gauw.
Lichamelijke en psychische klachten
Buitenlandse artsen rapporteerden ook dat zij lichamelijke en psychische klachten ontwikkelden tijdens de langdurige erkenningsprocedure. Ook klaagden zij over de hoge kosten van de procedure en het verlies van veel tijd voordat diplomagelijkstelling bereikt werd. Dat deze artsen uiteindelijk het doel van gelijkstelling van artsdiploma’s bereiken en er ook nog in slagen om werk te vinden, zegt meer over hun doorzettingsvermogen dan over de inclusiviteit van de Nederlandse gezondheidszorg.
“De tekorten in de zorg tijdens de eerste lockdown hebben niet bijgedragen aan het wegnemen van belangrijke obstakels.”
Tekorten in de zorg
De tekorten in de zorg tijdens de eerste lockdown hebben niet bijgedragen aan het wegnemen van belangrijke obstakels. Doordat de Groene Amsterdammer aandacht besteedde aan de ervaringen van de buitenlandse artsen tijdens de eerste lockdown werd de minister van Medische Zorg T. van Ark opgeroepen door de Kamerleden Paternotte en Raemakers om nog eens kritisch te kijken naar de tijdrovende procedure die buitenlandse artsen moeten doorlopen. De inmiddels demissionaire minister heeft een toezegging gedaan om de procedure te laten onderzoeken.