“Na het assessment” door Cansu de Muijnck, AminaAbdulkadir en Paul Herfs.
In 2015 werd de Vereniging Buitenlands Gediplomeerde Artsen opgericht door een aantal buitenlandse artsen. Tot die tijd was er geen enkele organisatie die tijdige en correcte informatie aan buitenlandse artsen (van buiten de Europese Economische Ruimte) kon verstrekken over de wijze waarop zij in de Nederlandse zorg werkzaam zouden kunnen worden. In de huiskamer van Julissa Cruz, de eerste voorzitter van de VBGA en als arts opgeleid in de Dominicaanse Republiek, werden de plannen gesmeed voor oprichting van de VBGA. De VBGA heeft sinds haar oprichting vele buitenlandse artsen voorzien van noodzakelijke informatie en hen door middel van workshops voorbereid op de Beroepsinhoudelijke Toets van de assessment procedure. Die workshops bleken bijzonder waardevol en droegen bij aan de almaar beter wordende resultaten op de BI-toetsen.
In 2021 bracht de Vereniging Buitenlands Gediplomeerde Artsen (VBGA) het rapport “Na het assessment” uit. Het rapport laat onder meer zien dat buitenlandse artsen ook na afronding van de assessment procedure tal van obstakels in de Nederlandse zorg tegenkomen. Eén van de hardnekkigste obstakels betreft de beheersing van de Nederlandse taal. Ook de werkcultuur in de zorg levert tal van problemen op. Zo wordt bescheidenheid van buitenlandse artsen ten onrechte geïnterpreteerd als gebrek aan assertiviteit of motivatie. Het onderzoek, dat alleen beschikbaar was op de VBGA-site, kreeg weinig aandacht. Om die reden is in 2024 besloten het rapport in boekvorm uit te geven. Het is nog steeds actueel en bijzonder relevant.
Vanuit de VBGA wordt bepleit dat er op de werkvloer meer aandacht wordt geschonken aan de begeleiding van buitenlandse artsen. Daarbij kan gedacht worden aan een mentor-mentee-model. De buitenlandse arts kan alle vragen op het gebied van taal en cultuur voorleggen aan een mentor. Zo’n overleg is volledig gericht op het wegwijs maken van de buitenlandse arts en heeft niets te maken met functionerings- of beoordelingsgesprekken.
De VBGA bepleit ook vervolgonderzoek. Zo is er nog steeds geen duidelijkheid over de motieven van buitenlandse artsen om niet deel te nemen aan de assessment procedure dan wel de assessment procedure af te breken. In 2013 is op aandringen van VWS-minister Schippers onderzoek gelast naar uitval onder buitenlandse artsen. Het onderzoek door Panteia strandde echter vanwege de gebrekkige administratie door de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV). De CBGV is belast met de uitvoering van de assessment procedure voor artsen, tandartsen, verpleegkundigen, enz. Ervan uitgaand dat de administratie nu wel op orde is, kan onderzoek naar deelname en uitval onder niet-EER-artsen vanaf 2020 uitgevoerd worden. Dat vergroot het zicht op obstakels en levert inzichten op m.b.t. het wegnemen van (nodeloze) obstakels.
Een relatief nieuw obstakel betreft de wachttijd alvorens deelgenomen kan worden aan de Beroepsinhoudelijke Toets. Na afschaffing van de Algemene Kennis- en Vaardigheden-toets per januari 2024 is een hausse ontstaan m.b.t. de aanmelding van de BI-toets. De wachttijd bedraagt nu twee jaar. Al die tijd kunnen buitenlandse artsen dus niet werkzaam zijn als artsen. Dat wringt des te meer omdat een ruime meerderheid van hen zeer goede resultaten boekt op de BI-toets. Ongeveer 80% van de deelnemers hoeft na afsluiting van de BI-toets nog slechts drie maanden onder supervisie te werken alvorens zij BIG-geregistreerd kunnen worden. Voor dit obstakel is nog geen oplossing in zicht. In het rapport wordt ook stil gestaan bij de aanmelding van vrijwilligers door de VBGA tijdens de coronapandemie. De coronapandemie leidde tot extra aandacht voor het “human capital” van niet werkzame buitenlandse artsen. Toen het ministerie van VWS naarstig op zoek ging naar “extra handen voor de zorg” bood de VBGA haar hulp aan. Maar liefst 175 buitenlandse artsen, waarvan het merendeel nog niet BIG-geregistreerd was, boden hun vrijwillige hulp aan. Slechts één arts werd door het betreffende agentschap uitgenodigd. Dat was reden voor twee D’66 Kamerleden om minister Van Ark nog eens kritisch te laten kijken naar de assessment procedure.